Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.
storyline
Welkom op Storyline. Op dit forum kun je je helemaal uitleven met je fantasie en creativiteit.
Post verhalen, gedichten, tekeningen en nog veel meer.
Doe mee aan wedstrijden, rollenspellen of maak ze zelf.
Laat andere mensen je creatie's beoordelen.
Aantal berichten : 41 Registratiedatum : 29-11-09 Leeftijd : 28 Woonplaats : Naast het kippenhok
Onderwerp: Caedens verhalen di dec 15, 2009 8:01 pm
Ja, de titel zegt het al: ik wil hier een aantal verhalen plaatsen. Korte verhalen, voor mij betekent dat een verhaal tussen de één en de zes pagina's ongeveer. Omdat ik voornamelijk fantasy schrijf, lijkt het me het beste om de verhalen in deze topic te plaatsen Hieronder mijn eerste verhaal, ik heb het een weekje terug geschreven. Met de ingekorte versie doe ik mee aan Lua's verhalenwedstrijd, dus hij kan je bekend voorkomen, maar deze versie is ongeveer anderhalve pagina langer
Geurende emoties
Spoiler:
Een klein meisje strompelt door de stenen gangen van het kasteel, die koel aanvoelen onder haar blote voeten. De dunne, blonde haren die rond haar gezicht hangen, zijn nat van het zweet. Haar voetstappen echoën dof door de lege hal. Haar grijze ogen zijn bloeddoorlopen, ze hebben haar deze nacht niet gegund ook maar één oog dicht te doen. Ze hadden haar, bijna, maar ze is hen ontkomen. Al een halve nacht doet ze niet anders dan rennen, vluchten, zich verstoppen en verder rennen. Het meisje hijgt, haar keel is droog en haar adem piept. Kort, met een gewaarschuwde blik in haar ogen, kijkt ze over haar schouder. Niets. Er is niemand te zien. Maar ze ruikt ze, haar achtervolgers. De sterk geurende emoties die ze bij zich dragen. Vooral de honden kan ze goed onderscheiden. Alle vier hebben ze dezelfde emoties: opgewonden, maar ook bang. De angst voert de boventoon, en verdringt het opgewonden gevoel van de honden steeds meer. Een wrange glimlach verschijnt op het kleine lieftallige gezichtje van het meisje. Het zal een lieve lach zijn, zullen er niet van die harde, grijze ogen boven staan. De honden, maar ook de mensen door wie ze opgejaagd worden – ze zijn vervuld met angst. Doodsangst. Angst voor haar, voor haar macht. Het meisje staat een stil, gunt zichzelf een heel kort moment rust. Dan zet ze het op een rennen.
Ze weet niet hoe lang ze rent. Voor haar gevoel is ze al nachtenlang op de vlucht, maar ze weet dat het niet langer kan zijn dan een paar uur. Daarom is het ook moeilijk in te schatten hoe lang ze rent. Ze heeft het gevoel niet vooruit te komen, het enige wat ze ziet zijn donkere gangen, het enige wat ze voelt haar opgezwollen, blote voeten. Misschien zijn het enkele seconden, misschien is het een uur, maar na een tijd van niets dan rennen wordt de hevige geur van emotie sterker. Ze kan nu zelfs hun woede op haar tong proeven; ze zijn nabij. Woede heeft een bittere smaak. Het is bijna net zo bitter als de smaak van wrede macht. Het meisje gaat langzamer. Ze is machtig, en de wezens die haar achtervolgen vrezen haar. Daar hebben ze ook alle reden toe. Maar de zware, slepende nacht eist zijn tol, evenals haar langdurige vlucht. Haar achtervolgers komen dichterbij. Het kleine meisje staat volledig stil, ze steunt met haar arm tegen de muur om overeind te blijven staan. Vlekken dwarrelen een moment voor haar ogen. Haar adem gaat zo snel, dat ze het idee krijgt dat ze nooit meer normaal zal kunnen ademen. Een nieuwe emotie dringt haar neus binnen, ze proeft een zwakzoete geur. Het is een emotie die ze nog het best kan verwoorden als tevredenheid, opluchting, een soort “ik heb haar gevonden!”-boodschap. Het is een dierlijke emotie, meent ze. Haar gelijk wordt aangetoond als de eerste hond de hoek om rent. Het is een klein exemplaar voor een jachthond, hij reikt maar net tot haar knieën. Zijn zwarte ogen staan helder in zijn witte snuit, maar nog helderder zijn voor haar de emoties. Ze ruikt ze, proeft ze, kan ze in gedachten horen klinken als een open boek, alsof ze haar verteld worden. Honden hebben sterkere emoties dan mensen, altijd voeren één of twee sterk de boventoon, anderen worden op de achtergrond verdrongen. Bij mensen is dat anders, die zijn vager en moeilijker te voorspellen. Maar de hond is simpel. Opluchting, blijheid zijn zijn emoties, één kort moment. Maar die vervagen, en gaan dan over in woede en alles overtreffende angst. De hond krimpt jankend ineen. Het meisje kan het gejank niet horen, maar ze weet hoe het klinkt van lang geleden. Ze heeft de hond niets gedaan – nog niet – maar het dier kent haar, hij kent haar geur, en bovenal: hij kent haar macht. En hij vreest voor haar. Een tevreden glimlach speelt op het gezicht van het meisje. Zo hoort het te zijn; dat zelfs de dieren haar vrezen. Ironisch bedenkt ze dat ze vroeger zelf bang was voor honden. Bij die gedachte snuift ze verachtelijk. Hinderlijke beesten zijn het. Meer niet. Nog drie honden komen de gang in rennen, zo snel dat ze bijna uitglijden over de gladde, roodbruine stenen. Het meisje laat zich met haar rug tegen de koele muur vallen, een kort moment overmand door hun hevige emoties, die sterker zijn dan ze gewend is. Maar deze drie honden hebben dezelfde emotie als de eerste, en ze reageren precies hetzelfde: jankend alsof ze pijn hebben krimpen ze ineen. Het meisje dwingt zichzelf omhoog te komen. Ze schat snel hoe ver de mensen bij haar vandaan zijn. Het kan niet meer dan twee lange gangen zijn, ongeveer vijftig meter. Ze kan makkelijk voor hen verdwijnen, als ze zichzelf dwingt kan ze hen eeuwig voorblijven. Maar ze doet het niet, ze heeft rust nodig. De honden hebben haar gevonden, en al doen ze haar niets, vluchten gaat niet meer. Ze ruikt de mensen vele malen eerder dan ze ze ziet. Het is een bizar idee dat zij ooit net was als zij. Zo goed als geurloos, maar met gehoor. Het meisje staart naar het witgeverfde plafond. Haar gave, haar vloek – hoe je het ook noemen wilt – heeft zijn tol geëist. De prijs was hoog. Maar haar geweldige reukorgaan maakt veel goed. Ze herinnert zich de dag van haar gave nog goed. Hoe een magiër haar tot dit maakte wat ze nu is. Hij had het nooit kunnen verwachten wat eruit kwam, uit de simpele woorden en het beetje magie dat hij had. Nu zijn er nauwelijks magiërs meer. Het meisje glimlacht kort, dan wordt haar gezicht weer ernstig. Al sinds haar vijfde leeft ze onder deze betovering, al sinds haar zesde ziet ze het als haar taak magiërs te laten verdwijnen naar het andere leven. Het is belangrijk dat ze dat doet. Magiërs hebben teveel macht, ze moeten verdwijnen. De macht is voor haar, voor haar alleen, dat zijn de magiërs haar wel verschuldigd. Vijf jaar was ze, en toch herinnert ze zich die dag nog zo goed…
Ze was ziek geweest, ernstig ziek. Ze zat aan bed gekluisterd met hoge koorts, zwarte zweren ontsierden haar lichaam. De hofdames waren in grote paniek, ze liepen rond haar bed maar niemand durfde haar aan te raken. Ze was wat de magiërs kitogat noemen, ten dode opgeschreven. Rillend van het zweet, van de angst voor de dood, lag ze daar. Eenzaam en alleen. Al haar broeders en zusters waren aan dezelfde ziekte gestorven; zij was de laatste erfgename van haar vader, die de Moordende Koning werd genoemd, wat hij ook was. Toen was hij er geweest. Die jonge, nog studerende magiër, komend van een ver land. Ze ziet zijn gezicht nog voor zich, zijn ernstige, pokdalige gezicht, waar lange, bruine krullen omheen hingen. Hij zag haar met lede ogen aan, maar toen hij hoorde dat ze de laatste erfgename was, greep hij in. Hij had zijn handen opgelegd, en toen die woorden gefluisterd in de magische taal van overzee. ‘Genezen van alle ziekten ben je, koningskind.’ Het moment daarop verdwenen de zweren. Maar na die ene zin in de oude taal, had ze nooit meer iets gehoord.
Het meisje opent haar ogen, een sluwe blik glijdt over haar gezicht. Ja, ze is genezen van alle ziekten. Maar dat zijn er méér dan de man had verwacht. Geen ziektes van epidemieën, van virussen, maar nog meer – de tekortkomingen van mensen, dat zijn hun ziektes, nog meer dan alle anderen. Zij heeft die ziekte niet meer. Haar geest kent geen tekortkomingen meer. Haar lichaam reageert nog wel op bepaalde manieren als een soortement tekortkoming. Na dagen rennen en niets eten is ze volledig op. Maar ze houdt langer vol dan ieder ander. En vooral: de ziekte van de dood heeft zij overwonnen. Oh, wat heeft hij daar een spijt van gehad, die jongeling. Die ene zin heeft haar de kracht van magie geschonken, meer dan alle magiërs ter wereld hem hebben. Het meisje, diep in gedachten verzonken, kijkt pas weer op als de mensen in haar blikveld komen. zo snel telt ze er acht. Ze weet dat er nog een aantal na zullen komen. Ze kan er niets aan doen dat ze geniet van hun hevige angst. Het is gewoonweg ironisch. Acht wachters, bewapend en sterk, staan tegenover een klein meisje van net tien jaren oud. En ze zijn bang voor haar. De voorste man beweegt zijn lippen op en neer. Strak kijkt ze ernaar. Hij stottert een beetje, stuitert over de woorden, maar dat maakt het des te makkelijker om te liplezen. Niet dat ze er veel moeite mee had gehad als hij normaal had gesproken, maar de meeste mensen haspelen als ze oog in oog met haar staan. ‘Trishkinosh,’ begint hij. Meteen doet het meisje haar mond open en vanlt de man in de rede. Dat ze haar eigen stem niet meer hoort, is ze al vijf jaar gewend. ‘Oh, ben ik dat nu? Trishkinosh? Dat is een hele verbetering vergeleken met de term Charnarch.’ Zo werd ze eerst genoemd, Charnarch, naar de laatste reus die over deze wereld heerste. Een reus die uiteindelijk verloor. Maar verliezen; dat zal zij nooit doen. Dat haar naam nu Trishkinosh is, stelt haar tevreden. Haar eigen naam heeft ze verdrongen, die is onbelangrijk. De wachter lijkt haar een onontwikkelde en ongeschoolde man, dus hij weet waarschijnlijk niet wat het overzeese woord Trishkinosh betekend. Zij wel, en als ze er aan denkt, voelt ze een soort ambitieus genoegen door zich heen gaan. Wrede kracht, betekent het. ‘Trish… Trishkinosh,’ stottert de man overnieuw, duidelijk van zijn stuk gebracht. Hij breekt zijn nek zowat over het woord, voor hem lijkt het haar beter haar Chanarch te noemen. Niet dat ze hem dat aanbeveelt. Dan duurt zijn al zo korte leven nóg korter. ‘Wij… wij arresteren u in op… opdracht van…’ Ze kijkt al niet meer naar zijn lippen, het verhaal interesseert haar niets. Hoe vaak heeft ze hier naar zitten luisteren? Hoe vaak is dit haar wel niet verteld? Welke machtige heerser heeft nú weer ingezien hoeveel nut het heeft haar te hebben? Ze vertrekt haar gezicht van afschuw bij die gedachtes. Te hebben – alsof ze een voorwerp is dat zomaar verhandeld worden kan. Nou, van dat idee zou ze haar nieuwe eigenaar snel afbrengen. Ze is geen ding. Ze is het machtigste wezen ter wereld. Toch lijkt ze daar nu verre van. Het meisje schuift onrustig met haar voeten en veegt de laatste zweetparels van haar warme gezicht. Ineens kijkt ze op. Haar harde, grijze ogen doorboren het angstige paar van de sprekende man. Hij staart haar wezenloos aan, zijn mond geopend in een vage i-klank, stekend bij het woord dat hij uitspreken wilt. Het meisje kijkt hem ijzig aan. De man weet wat ze doet, beter dan hem lief is. Nu ze hem recht in de ogen heeft gekeken, weet ze alles van hem, maar dan ook alles, van zijn eerste woordjes toen hij klein was tot zijn grootste angst, vroeger en nu. Het meisje recht haar rug en strekt haar rechterarm. Ze kijkt een tijdje naar de witte huid om haar gebalde vuist. Een verward moment vraagt ze zich af wanneer ze de zon voor het laatst heeft gezien. Ze kan de warme stralen zich nauwelijks meer voor de geest halen. Ach, verwerpt ze de vraag, het maakt toch niets meer uit. In één kort, moordend hard ogenblik opent ze haar hand. De vingers spreiden zich houterig uit als takken van een boom. Ze wijzen in de richting van de sprekende man. Hij is moedig. Maar niet moedig genoeg. Een stinkende walm vult het vertrek, zwarte rook maakt de omgeving bijna onzichtbaar. Maar ze kan de man nog niet. Hij staart haar nog altijd aan, met uitpuilende ogen. Langzaam, bijna sierlijk klapt hij dubbel en zakt op de grond. Zijn arm gaat naar de plek waar zijn hart zit, verstopt achter de ribbenkast. De wachters achter hem deinzen achteruit, de honden kruipen nog dieper in hun schulp en piepen smekend. Maar het meisje lacht weer, tevreden gesteld. Ze zakt op haar knieën en met haar slanke vinger duwt ze de kin van de man omhoog, zodat ze hem in zijn gezicht kan kijken. ‘Denk nooit, maar dan ook nooit, dat je de dochter van de Moordende Koning kunt gevangennemen en verhandelen als een beest,’ fluistert ze in de nietsziende ogen. Het is alleen om zichzelf een genoegen te doen. Het lichaam van de man wordt slap, hij zal nooit meer denken. Ze blijft een tijdje zitten, dan begint haar lichaam alarmerende signalen door te geven. De wachters, die zijn er nog steeds. Ze kan hen door de rook niet zien, maar hun angstige gevoelens zijn als een open boek voor haar. Ze kan niet blijven wachten. Het meisje grijnst kwaadaardig als ze overeind komt. Dan draait ze zich op haar hielen om en holt op blote voeten het kasteel uit, sneller dan een tienjarig meisje zou moeten kunnen. Een tevreden glimlach speelt op haar gezicht. Ze zakt op haar knieën, met haar slanke vinger duwt ze zijn kin omhoog, zodat ze hem beter in zijn gezicht kan kijken. ‘Denk nooit, maar dan ook nooit,’ fluistert ze zachtjes, ‘dat je de dochter van de moordende koning kunt gevangennemen en verhandelen als een beest.’ Het is alleen om zichzelf een genoegen te doen. Het lichaam van de man wordt slap. Hij zal nooit meer denken. De wachters zijn er nog steeds. Ze kan hen door de rook niet zien, maar hun emoties zijn als een open boek voor haar. Ze kan niet blijven wachten. Ze grijnst kwaadaardig, dan draait ze zich op haar hielen om en holt op blote voeten het kasteel uit.
De grote binnentuin schijnt een verlaten plaats. Niemand komt er ooit, alleen de tuinmannen voor onderhoudt. Een zachte regen daalt vanuit de hemel op haar hoofd neer. Het meisje veegt de haren uit haar gezicht. Ze blijft doorlopen, maar nu in een rustiger tempo. Het zal wel even duren tot ze het weer wagen haar achterna te komen. Ze wordt zelfs door haar eigen vader gevreesd. Wie kan er tegen haar op? Toch blijft ze voorzichtig, en in gedachten tast ze om zich heen, al haar zintuigen stellen zich open. vooral haar neus en haar tong; ze proeft en ruikt tegenwoordig sneller dan ze ziet. Bovendien kan ze ruiken wat zich achter een muur bevindt. Dat zien is zelfs voor haar onmogelijk. Achter in de grote tuin ziet ze al het kleine poortje, dat haar zal leiden naar een voorlopige vrijheid. Voorlopig; ze weet dat ze over nog geen week zich weer in huizen of kastelen als deze zal wagen, op zoek naar magiërs die beweren machtig te zijn, of hoge heren die denken dat ze goed genoeg zijn om over deze wereld te regeren. Ze heeft haar hand al op de klink, klaar om de deur te openen, als ze beseft dat er aan de andere kant iemand is. Ze staat stil. Dit klopt niet. Het heeft te lang geduurd voordat ze de emotie opmerkte. Ze snuift geluidloos, de geur die haar neus binnendringt, is zo sterk dat ze hem niet kan ontlopen. Ze probeert de emotie te plaatsen, maar het is een vreemde emotie, niet te beschrijven. Een emotie die ze niet kent, beseft ze met een vreemd gevoel. Het voelt alsof haar maag verdraaid ligt. Die geur, die emotie; die klopt niet. Het is de emotie van iemand die weet dat ze heel dicht in de buurt is, maar haar niet vreest. Maar ze zal hem gauw van dat idee afbrengen. Het meisje ademt een diepe teug lucht in, vol van de onbekende emotie. Dan duwt ze de klink naar beneden. De deur valt open naar buiten. Zodra de deur open is, is de weg van proeven onbelemmerd, en ze kan de emotie proeven op haar tong, en zo beter identificeren. Ze heeft het gevoel dat haar hart stilstaat. Die emotie, de geur die haar neus binnendringt, de smaak op haar tong – ineens weet ze het woord ervoor. Ze voelt zich misselijk worden. Voor het eerst in vijf jaar voelt ze zich ziek, doodziek. Het is liefde. Liefde, oneindig ver uitstrekkend en ongelofelijk, onmetelijk veel. Het meisje hapt naar adem, in een impuls slaat ze haar armen om haar magere lichaam. Ze kruipt in elkaar, haalt in schokken adem en knijpt haar ogen dicht. Maar ze kan de emotie niet verdoezelen, hij hangt om haar heen, ze voelt zich in ademnood komen, alsof ze in een zee van water zit in plaats van een zee van liefdesemotie. Liefde – liefde voor haar. Het meisje zakt neer, zoals ze zo-even zelf de man nog op de knieën gedwongen heeft. ze ziet vlekken voor haar ogen dansen, maar toch herkent ze de vrouw in de roosrode jurk. Haren als van vuur dansen om haar bleke gezicht, dat bezaaid is met lichte sproeten. Rood, alles rood, beseft ze met afschuw. Rood – de kleur van bloed, heeft ze altijd gedacht. Nu ziet ze in dat ze het mis heeft. Het is de kleur van liefde. ‘Stop! Stop!’ Ze begint te gillen, ze merkt dat haar stem overslaat. Ze hoort niets, maar dat maakt het des te erger. Ze weet niet waarom, maar de tranen rollen over haar wangen. ‘Nee, nee, alsjeblieft. Ik smeek je… Stop het! Hou niet van me!’ Ze merkt de paniek in haar stem op. Paniek, voor het eerst sinds vijf jaar. Vijf lange jaren. Het meisje buigt haar hoofd, haar lange, bleke haren verbergen haar betraande gezicht. Haar lichaam schokt, ze stopt niet meer met snikken. Het voelt alsof ze gebroken wordt. Ze beseft nauwelijks dat de mooie vrouw naast haar neerknielt, een arm om haar heen slaat en haar laat uithuilen. Ze huilt, zoals ze vroeger deed, ze voelt zich weer machteloos, weer klein, nog van vóór haar ziekte, nog van vóór haar vloek. Als een klein meisje op mama’s schoot, zo huilt ze. Pas na wat uren lijkt, wordt ze kalmer. Ze voelt zich duizelig, bijna ziek, maar ze beseft dat de sterke geuren verdwenen zijn. Bijna hoopvol kijkt ze op. is de liefde verandert in haat? Heel haar hart wenst het. Maar ook de bittere geur van haat is nergens te bekennen. Het meisje laat zich heen en weer wiegen door de vrouw. Ze staart naar haar handen. Ze zijn bleek, ze hebben te weinig zon gezien. Het zijn machtige handen geweest. Handen die hebben gemarteld, gedood. Maar dat zullen ze nooit meer doen. Want voor het eerst sinds al die jaren begrijpt ze nu, dat er iets bestaat, dat sterker is dan de haat van een mens. Er is een krachtiger emotie, waar zelfs de sterkste macht niet tegenop kan, als hij die emotie niet bezit. Liefde. Op het moment dat ze dat beseft, hoort ze die stem. Ze hoort hem, ze voelt de tonen door haar aderen stromen. Die stem, een stem die overvloeit van liefde. De stem spreekt maar kort, zegt maar één kort woord. Een woord dat ze al vijf jaar lang niet heeft gehoord, heeft verdrongen. Een woord dat vervangen is geweest door de nietszeggende termen Chanarch of Trishkinosh, en nog meer van dat soort woorden. Het is haar naam. ‘Jenny,’ fluistert haar moeder zacht. En na een moment dat eeuwig lijkt, voegt ze er aan toe: ‘Welkom terug.’
Laatst aangepast door Caeden op vr dec 18, 2009 10:43 am; in totaal 1 keer bewerkt
Tahnee
Aantal berichten : 20 Registratiedatum : 01-12-09
Onderwerp: Re: Caedens verhalen vr dec 18, 2009 1:07 am
Je weet wat ik er van vind. ;p
Jenny! Een óverduidelijke verwijzing naar ik-die-helemaal-geen-Jenny-heet. (:
Caeden Moderator
Aantal berichten : 41 Registratiedatum : 29-11-09 Leeftijd : 28 Woonplaats : Naast het kippenhok
Onderwerp: Re: Caedens verhalen vr dec 18, 2009 5:09 pm
Hé, jíj was wel degene die die naam goedkeurde xD
Tahnee
Aantal berichten : 20 Registratiedatum : 01-12-09
Onderwerp: Re: Caedens verhalen vr dec 18, 2009 5:12 pm
Onderwerp: Re: Caedens verhalen vr dec 18, 2009 5:31 pm
Ik heb er nu nog maar een klein stukje van gelezen. Omdat ik me nu niet echt goed kan concentreren erop (Ben een beetje moe xD) Maar wat ik gelezen heb vind ik opzich erg mooi geschreven. Je kan sommige situaties erg goed omschrijven vind ik.
Caeden Moderator
Aantal berichten : 41 Registratiedatum : 29-11-09 Leeftijd : 28 Woonplaats : Naast het kippenhok
Onderwerp: Re: Caedens verhalen vr dec 18, 2009 10:01 pm
Thnx, allebei. Hier een klein stukje (lees: een mini-piepklein stukje) van mijn nieuwe verhaal. Nou ja, eigenlijk een oud verhaal dat ik aan het herschrijven ben Ik vroeg me af wat jullie er van zouden vinden.
Spoiler:
Vuur. De roodoranje vlammen spelen voor haar ogen, likken aan het hout van het krappe huisje waar ze in zit. Ze ademt hete lucht in, hoest as weer uit. Haar ogen prikken van de warme as die er in waait, haar stem is schor van het schreeuwen. Nu schreeuwt ze niet meer. Ze heeft er de energie niet mee voor. Ze voelt zich zwak en misselijk. Tranen rollen over haar wangen, ze weet niet of het komt van de vlammen of van het verdriet dat ze heeft. Het kleine meisje kruipt huilend in elkaar. Het rieten dak is al bijna opgevreten door het vuur, nu beginnen de vlammen aan de houten muren te likken. Vragen gonzen door haar hoofd. Waarom wacht ze nog? Waarom stelt ze de dood nog uit? Ze heeft niets meer. Haar ouders zijn nooit ouders geweest. En Aitham… Ze buigt haar hoofd, rillend van verdriet. Aitham is haar alles geweest. Altijd. Nu hij er niet meer is, is ze alleen. Een golf van paniek spoelt door haar heen. Ze houdt het niet meer. Ze richt haar hoofd ineens op, haar gezicht is nat en vuil van tranen. ‘Aitham!’ schreeuwt ze. Haar stem is hees en slaat over. Nog nooit heeft ze zozeer verlangd naar een slok water. Er gebeurd niets. Aitham komt haar niet halen. Dan, met een daverend gekraak, stort één van de houten steunbalken naar beneden. De vlammen sputteren even, dan vliegt ook de vloer in brand. De geur van verbrand hout dringt haar neus binnen, een golf van misselijkheid gaat door haar lichaam. Ze heeft zich al bijna overgegeven aan de dood, maar haar lichaam weigert het leven te verlaten. Met de laatste energie die ze heeft, rukt ze aan de touwen rond haar polsen. Ze snijden in haar huid, maar verder gebeurd er niets. Het vuur vindt een weg, dichter naar haar toe. Het is voorbij. Het meisje sluit haar ogen. ‘Tot straks in de sterren, Aitham,’ fluistert ze. Haar hoofd zakt naar beneden en ze geeft haar ziel over aan de nacht.
@ Liz: Ja, dit is EZ xD
Lua Admin
Aantal berichten : 34 Registratiedatum : 21-10-09 Leeftijd : 29 Woonplaats : ergens in Nederland ^^
Onderwerp: Re: Caedens verhalen vr dec 18, 2009 10:31 pm
Echt een super mooi stukje!! ez=elven zwaard toch??
Caeden Moderator
Aantal berichten : 41 Registratiedatum : 29-11-09 Leeftijd : 28 Woonplaats : Naast het kippenhok
Onderwerp: Re: Caedens verhalen vr dec 18, 2009 10:38 pm
xD Ja, Elfenzwaard. Mijn toppertje op tina (a') Die ik nu zéér hard aan het herschrijven ben.
Caeden Moderator
Aantal berichten : 41 Registratiedatum : 29-11-09 Leeftijd : 28 Woonplaats : Naast het kippenhok
Onderwerp: Re: Caedens verhalen wo dec 30, 2009 9:27 pm
Alweer een ander verhaal, die ik ook heb geplaatst voor de verhalenwedstrijd op ikvertel.nl, waarschijnlijk voor de meesten een wel bekende site hier En voor wie het nog niet wist: ik heb een zwak voor Italië en Italiaans. Dus vandaar mijn verhaal.
Addio, vita
Spoiler:
Het klein meisje lag op de grote, platte steen dat het graf bedekte. Haar handen klemde ze rond de rand tot haar vingers wit zagen. Sneeuw viel op haar onbedekte hoofd en blote armen, maar ze was zich er nauwelijks van bewust. Haar gezicht was nat van tranen en zwarte vegen op haar wangen vertoonden dat ze ooit make-up op had gehad. Haar donkere haren hingen warrig en nat voor haar gezicht. Ze leek heel klein, eerder een meisje van twaalf dan van zeventien, wat ze werkelijk was. Haar vingers en blauwe ogen volgden de ingegraveerde vorm van een viool. Het was de laatste beeldende herinnering van degene die haar dierbaar was. Bijna mechanisch, zonder zich ervan bewust te zijn, pakte ze haar MP3 tevoorschijn en stopte de oordopjes in haar oren. Ze hoorde de rustige vioolmuziek, het meisje sloot haar ogen. Hoewel haar lichaam in het heden was, voelde ze zich niet zo. Voor haar idee beleefde ze het opnieuw, alles opnieuw.
*
Het meisje stond op het schoolplein, verstijfd van een onnoemelijke angst. Haar ogen waren wijdopen gesperd en haar mond was geopend om een gil te uiten die niet verder wilde komen dan haar keel. Ze wilde omdraaien, wegrennen, maar kon niet. Haar ogen werden gedwongen naar de grond te kijken, willoos staarde ze ernaar. Haar hart bonkte in haar keel. Geluidloze tranen stroomden over haar wangen toen ze eindelijk de moed vond neer te knielen. Hete, zoute druppels spatten ineen op de grond, vlak voor het levenloze lichaam van een jongen van net zestien jaar oud. Het was het lichaam van Davide Gilette.
*
Het meisje keerde terug in het nu. Moeizaam slikte ze. Ze duwde haar hoofd tegen de koude steen aan en fluisterde de naam die haar zo dierbaar was, de naam van Davide. Háár Davide, die voorgoed verdwenen was. Ze kon het nog voor zich zien, hoe hij daar stil lag, zijn bleke haren besmeurd met modder. Zijn gezicht overdekt met zand en bloed, en de tegels om hem heen waren rood van het vocht dat gestaag uit zijn borst stroomde. Daar was een messteek zichtbaar. Zijn ogen waren gesloten geweest, alsof hij in slaap was. Maar dat was niet zo. Het meisje huiverde. Nog steeds huilde ze, met het gevoel dat ze nooit meer zou kunnen stoppen, zelfs niet als ze dat zou willen. Ze herinnerde zich het moment waarop ze het lichaam van Davide, niet meer dan een leeg omhulsel, had aangeraakt. De kou… De ijzig koude omarming van de dood. Ze schokschouderde opnieuw. De vioolmuziek vervaagde, meteen zette ze het opnieuw op. Ze wilde het horen, moest het horen, horen voor Davide. Daarom was hij vermoord; om het stuk dat ze nu hoorde. Een zelfgeschreven stuk dat hij op de gala-avond spelen zou. Het meisje wist dat het niet de enige reden was. Toch bleef ze dat zichzelf, haar ouders, ja, zelfs de politie voorspiegelen, alsof de moord op Davide alleen was gebeurd uit jaloezie om zijn succes. Maar zij wist wel beter. Ze keek met betraande ogen naar het graf. Haar grote pupillen werden weerspiegeld in het glanzende gesteente, alsof ze speed gebruikt had. In die toestand had ze Davide vaak gezien; té vaak. Maar zelfs de ouders van het meisje en die van Davide hadden niet geweten dat hij gebruikte. Alleen zij tweeën. Het was een goed bewaard geheim dat geheim blijven moest. Hij was vroeg aan de drugs begonnen; vanaf zijn dertiende was hij gebruiker van verscheidene soft- en harddrug, vooral speed. Hij dealde er ook in. Het meisje had het geweten, hij had het er met haar over gehad. Telkens beloofde hij beterschap, en telkens weer viel hij terug. Zo was het gegaan, tot een maand voor de gala-avond. Toen had Davide zijn viool onder het stof vandaan gehaald. Daar lag hij altijd, al jaren. Hij was een groot muziektalent, maar dat werd verdoezeld door de verdovende middelen. Hij had haar het gevreesde pakketje pillen in de handen gedrukt. ‘Doe het weg,’ had hij haar gesmeekt. ‘Nu stop ik. Echt. Ik verdwijn in een andere wereld; de wereld van muziek.’ En zij had de pillen begraven in de tuin, en hij had zich aan zijn woord gehouden. Maar daar was niet iedereen blij mee geweest. Dat had het meisje ook geweten. Lucas Pazzi was drugsdealer, en Davide had Lucas’ drugs doorverkocht. Maar toen hij de drugs voor eeuwig had afgezworen, was Lucas woest geweest. Het meisje wist niet zeker of Lucas degene was die Davide had vermoord. Maar anders was het wel één van zijn volgelingentjes geweest, allemaal afhankelijk van hem voor de drugs. En nu lag het meisje tegen Davide’s graf, haar armen eromheen geslagen alsof ze het nooit meer los wilde laten. Nog steeds daalde de sneeuw gestaag neer, op haar lichaam en te dunne kleding. Ze rilde, maar deed geen moeite om zichzelf warm te houden of om zelfs maar de sneeuw van zich af te schudden. Dat was zinloos. Het hele leven was zinloos zonder Davide. Want hij was meer dan zomaar een kennis. Hij was meer dan zelfs maar een vriend. Onmetelijk veel meer. Hij was haar broertje.
Na lang, heel lang, werd het meisje rustiger. Telkens weer haalde ze de herinneringen aan Davide op. De goede dagen; de dagen dat hij op zijn viool speelde, de mooiste, zelfgeschreven stukken, en als hij dan naar haar lachte. Ze had op zulke momenten altijd gedacht dat de band tussen hen tweeën door niets en niemand verbroken worden kon. Behalve door de dood. Ze maakte een schor geluid en boog haar hoofd. ‘Fratello, broertje,’ fluisterde ze tegen de grafsteen. ‘Fratello, hoor je me?’ Ze wist dat het lichaam van haar broertje daar onder de steen lag, dood, met zijn viool in zijn armen, zijn kostbaarste bezit. Maar ze voelde dat Davide niet verdwenen was. Hij was bij haar, altijd. Hij was het vlammetje in haar hart dat haar in leven hield, ook al huilde ze elke dag om hem en miste ze hem de volgende dag meer dan de vorige. Het meisje wist dat het tijd was, dat ze eigenlijk naar huis zou moeten gaan. Maar vandaag voelde het anders dan voorgaande dagen toen ze zijn graf bezocht. Misschien kwam het door de sneeuw. In Italië sneeuwde het eigenlijk nooit, en nu het gebeurde in Florence, waagde niemand zich buiten. Alleen zij, omdat ze Davide’s graf moest en zou bezoeken, zoals elke dag van deze week. De muziek vervaagde weer en nu ging het over in een ander lied, maar ze deed geen moeite om weer terug te gaan naar het vioolstuk, gespeeld door Davide. Haar vingers waren wit en gevoelloos. Ze sloot haar blauwe ogen, die op de ogen van Davide hadden geleken. Ze legde haar hoofd neer en luisterde naar de laatste tonen van het lied. ‘Because of you…’ ‘Voor jou, fratello,’ fluisterde ze. Haar ledematen begonnen te trillen in een poging haar lichaam warm te houden, maar ze faalden. De muziek stierf weg, en het meisje zuchtte zachtjes, haar ogen nog altijd gesloten. Ze zakte weg in een diepe wereld, dieper dan muziek of drugs iemand voeren kon. Deze wereld kon maar op één manier bereikt worden. De sneeuw ging over in een gestage regen. De zon brak door.
*
‘Fratello!’ Ze zag haar broertje, ze rende naar hem toe. Hij draaide zich naar haar om, hij straalde. ‘Mia sorella, mijn zusje!’ riep hij terug, een vrolijke grijns speelde op zijn gezicht. Hij strekte haar armen uit en wachtte tot ze in zijn armen viel. Ze sloot haar ogen, volmaakt gelukkig. Ze was bij Davide, voor eeuwig bij hem. Er was maar één ding waar ze afscheid van zou moeten nemen. Maar voor haar broertje had ze alles over. ‘Addio, vita,’ fluisterde ze vaarwel tegen het leven. Voorgoed.
*
Matteo Crinamorte liep over het stenen paadje langs de graven. Hij was inmiddels dertig jaar begrafenisondernemer en had al heel wat soorten mensen langs zien komen. Maar dat ene meisje had hem aan het denken gezet. Ze was de zus van een zestienjarige jongen die hier een week geleden begraven was, en sindsdien was ze elke dag langsgekomen. En ineens vroeg hij zich af of ze er gisteren ook was geweest. Hijzelf had zich niet in de sneeuwstorm gewaagd. Hij liep regelrecht naar de plaats waar hij een week geleden een tiener begraven had. De dood van de jongen had hem geraakt, zeker omdat deze vermoord was. Zodra de steen in het zicht kwam, bleef hij stil staan. Een moment was hij verbijsterd en kon hij alleen maar kijken. Hij liep rustig naar het graf en keek naar het meisje, dat stil op de steen lag, haar armen om de ingekerfde vorm van de viool heengeslagen. Ze was dood. Hij herinnerde haar naam. Hij boog zich voorover en haalde het oordopje uit haar rechteroor. Zachte vioolmuziek droeg ver over de stille begraafplaats. Matteo fluisterde haar zachtjes de laatste woorden toe die ze van deze wereld te horen kreeg. ‘Addio, Alice Gilette.’
Tahnee
Aantal berichten : 20 Registratiedatum : 01-12-09
Onderwerp: Re: Caedens verhalen do dec 31, 2009 12:34 am
Ik heb je mijn mening al gegeven op msn, maar voor de geïnteresseerden:
Omygoodness, weet jij wel hoe goed dit verhaal is?
Lua Admin
Aantal berichten : 34 Registratiedatum : 21-10-09 Leeftijd : 29 Woonplaats : ergens in Nederland ^^
Onderwerp: Re: Caedens verhalen di jan 05, 2010 10:06 pm